Een stad vol Geheimen
Created: 20-08-2024
Edited:
Een stad vol geheimen. Dat zei mijn moeder altijd tegen mij wanneer we s’avonds over de straten liepen van Rome. Het was een gezellige avond die keer dat Oom Mario langskwam. Hij bracht met zich mee: een doos vol schoenen, bon bons en witte rozen. Hij deelde deze uit aan de rest van mijn drie zussen.
Ik wilde altijd graag met mijn zussen meegaan naar het festival dat zich in het midden van de stad afspeelde. De volle straten waar alle muziekanten en raar bekleedde mensen over liepen. Dronken en genieten van elkaar. Dat is wat ze deden. Mijn moeder verbad mij en mijn zussen tot onze 16e verjaardag mee te gaan met die mensen. Want er brak ook wel eens een gevecht uit. Tussen de mannen was het vaak voorzichtig wezen want de wachters wachten sommige mensen soms op. Het was bijna altijd laat wanneer dat gebeurde. En de mannen gingen nooit gewillig mee.
Oom Mario was deze keer mee. Ik was 16jaar geworden en hij wilde graag mee om zijn neef tegemoet te gaan in een drink race. Samen op stap in de stad met mijn oom leek mij het gaafste wat mij kon overkomen.
De avond begon ook goed. Mijn zussen vertrekken al rond 6 uur in de avond. Daarop volgde ik en mijn oom hun een uur later.
‘Zo, zullen wij eens een flinke stap gaan maken vanavond, he?’ zei Oom Mario.
‘Echt wel,’ zei ik. ‘Het gaat ons flink af vermoed ik. Veel drinken of niet oom?’
‘Jazeker. Kom ik haal de paarden op, we rijden een stuk totdat we in de binnenstad zijn. Daar stappen we af en gaan te voet verder.’
‘Helemaal goed,’ zei ik enthousiast.
Toen de paarden eenmaal voor het huis stonden begroette een man ons en gaf hij ons de tuigen.
‘Dank,’ zei Oom Mario. ‘Laten we gaan.’
‘Ik heb er echt veel zin in Oom. Hier heb ik heel lang op gewacht. Mijn zussen zullen niet weten wat ik voor verhalen straks te vertellen heb. Vol avontuur.’
‘Nou dat zullen we nog maar eens zien.’
Even later nadat ik en Oom Mario te paard door de straten op een rustig tempo reden. Kwamen we aan op onze bestemming. Het onrustige plein voor het gerechtsgebouw van de stad. Hier stapten we af en namen we een goede kijk om ons heen. Mensen hier waren gekleed in prachtig gewaad en ze hadden maskers op. Want blijkelijk was er een maskerade bal in het huis van de goeveneur. Mensen die daarbinnen konden treden, die waren rijk. Zo rijk dat ze wel vijf van dat soort pakken of jurken konden kopen en alsnog genoeg geld over hielden om een nieuw huis te laten bouwen. Jaloers was ik wellicht een beetje.
We liepen naar de dichtstbijzijnde stal waar we onze eigen maskers konden kopen. Oom Mario gaf twee zilveren sikkels en drie vijf-cents voor twee maskers. Zijn masker had de vorm van een zwartgrijze kraai met een monocle aan zijn oog. Mijn masker had de vorm van een wolf.
De maskers deden we op en gaven elkaar het seintje om de eerstvolgende bar te vinden waar we iets konden drinken.
De drukke straten waren gevuld met standjes en mensen die je het laatste nieuws wilden aansmeren. Van blije stellen die aan elkaar zaten op een bankje op het midden van het plein, wilde kippen en varkens die er rondrenden, kinderen die terug hun huizen ingeduwd werden, tot aan de politieke mensen die stonden te schreeuwen uit hun ramen. Het was er gezellig en feestelijk. Zo voelde ik mij ook; gelukkig en enthousiast voor wat de avond te brengen zou.
‘Kijk, daar,’ zei Oom Mario. ‘Daar kunnen we zeker wel iets lekkers vergaren, niet?’
Hij wees naar een bar waar op de kroeg wegwijzer een haan hing, met om zijn nek een ketting van goud.
‘Daar ben ik nog niet eerder geweest,’ zegt oom Mario.
‘Oke, laten we gaan,’ zei ik.
We komen aan voor de bar en zien dat de schaduwen in de ramen van rumoerige mensen die elkaars bekers proosten.
Oom Mario klopt op de deur en er wordt geopend.
‘Wie is daar en wat willen jullie hier doen?’ vraagd een man die achter de deur staat.
‘Wij zijn festival gangers, wellicht kunnen jullie helpen met het vinden van een goede drank voor mij en mijn neef, hij is zojuist 16 is geworden,’ zei Oom Mario attentelijk.
‘Euh, nou oke,’ zegt de man en hij doet de deur open.
‘Gaat dat altijd zo?’ vraag ik aan Oom Mario.
‘Nee, niet altijd. Meestal kan je gewoon naar binnenlopen.’
Eenmaal binnen zag het er echt uit als een bar. Een laag plafond en ronde tafels omsingelt met kromme stoelen. Het ruikt er naar bier en er zijn veel mensen. Gezang en gejuich komt van alle richtingen. Van mannen en vrouwen, maar het meeste van mannen.
‘Kom,’ zei Oom Mario. ‘We moeten een tafel kiezen. Dat is de norm. Ah, daar!’
‘Waar?’
‘Daar in de hoek, naast die ton met stokken. Kom.’
‘Ja, ik zie hem.’
‘Ah nee, nu gaat er iemand al zitten zie ik. Even kijken…’
‘Het is hier wel heel luid oom. Kunnen we ook ergens anders naar toe waar het rustiger is, of is het bij elke bar zo druk?’ zei ik.
Oom Mario knikt. Hij legt zijn hand op mijn schouder en begeleid mij naar de voordeur.